Daar ben ik weer met een nieuwe schrijftip. Ook voor deze tip geldt, dat we ons concentreren op actief schrijven, nadat onder meer taalgebruik, toonzetting, balans en tekstopbouw al aan bod zijn gekomen.
Zoals aangehaald in de vorige schrijftips over actief schrijven, bepalen niet alleen de tijdsvorm en het gebruik van de zogenaamde naamwoordstijl in sterke mate de leesbaarheid van een tekst. Ook het gebruik van lijdende zinnen in plaats van bedrijvende zinnen bepaalt of een tekst voor een lezer ‘loopt als een trein’ of dat het een moeizame exercitie is om doorheen te komen.
Vergelijk deze twee zinnen:
a. De zanger wordt geïnterviewd door de jolige presentator.
b. De jolige presentator interviewt de zanger.
Zin a is geschreven in de lijdende vorm. Lijdende zinnen zijn passief. Niet de handelende persoon (de presentator), maar de lijdende persoon (de zanger) staat voorop. Dit haalt de vaart uit een zin. Schrijf dus zo veel mogelijk actief en benoem de handelende persoon of instantie als eerst.
Maar zoals met zo veel dingen, is het gebruik van een lijdende zin niet altijd ‘fout’. Er kunnen verschillende redenen zijn om te kiezen voor de lijdende (passieve) vorm in plaats van voor een actieve (bedrijvende) zin:
– je kunt de handelende persoon niet noemen omdat die niet bekend is:
“Daar wordt aan de deur geklopt; wie zou dat zijn?”
– je noemt de handelende persoon niet, omdat die niet relevant is:
“Het stationsgebouw wordt geheel gerenoveerd.”
“Roken is hier niet toegestaan.”
– je wilt juist niet de handelende persoon, maar de handeling centraal stellen:
“Er wordt wel veel gedebatteerd, maar weinig ondernomen.”
Laat je lezer niet lijden…
Het gebruik van de lijdende vorm wordt veelal beschouwd als vaag, saai, zakelijk en onpersoonlijk en is kenmerkend voor ambtelijk en wetenschappelijk taalgebruik. Om de leesbaarheid en levendigheid van teksten te bevorderen is het daarom aan te bevelen om goed na te denken over het gebruik van deze vorm. Laat je lezer niet lijden door het hanteren van veel lijdende zinnen.
Zet je een bedrijvende zin om naar een lijdende zin, dan veranderen er drie dingen:
- Het lijdend voorwerp wordt onderwerp.
- Het onderwerp wordt een bijwoordelijke bepaling die begint met door.
- In het gezegde komt een vorm van het hulpwerkwoord worden of zijn te staan.
Let wel op!
Als een bedrijvende zin in de onvoltooide tijd staat, moet je in de lijdende zin het hulpwerkwoord worden gebruiken.
Als je een bedrijvende zin in de voltooide tijd omzet in een lijdende zin, moet je het hulpwerkwoord zijn gebruiken.
Kortom, als je zinnen omzet van de bedrijvende vorm naar de lijdende vorm of andersom moet de tijd van de zin hetzelfde blijven.
1. De man heeft de auto gekocht. (v.t.t.)
De auto is door de man gekocht. (v.t.t.)
2. Het meisje had de telefoon gekocht (v.v.t.)
De telefoon was door het meisje gekocht (v.v.t.)
3. De vrouw zal de schoenen kopen. (o.t.t.t.)
De schoenen zullen door de vrouw gekocht worden. (o.t.t.t.)
4. De jongen zou de drone gekocht hebben. (v.v.t.t.)
De drone zou door de jongen gekocht zijn. (v.v.t.t.)
Best lastig nog, zoals je ziet. Misschien nog een argument om niet te veel de lijdende vorm te hanteren ;-). Je maakt het er ook voor jezelf niet gemakkelijker op.
Tot de volgende keer.